In de gemeente Voorst wonen ongeveer 230 personen van Molukse afkomst. Het merendeel woont in het dorp Twello. Begin jaren ’70 verhuisden zij van Teuge naar Twello. Sinds 2021 hebben graven van de Molukse 1e generatie een speciale beschermstatus gekregen.
Betekenis van de beschermstatus
Op de lijst op het publicatiebord op begraafplaats Terwolde zijn de 78 graven van Molukkers opgenomen aan wie een beschermstatus door de gemeente Voorst is toegewezen. Deze beschermstatus geldt ook voor een graf gelegen op de R.K. begraafplaats te Twello. Naast het maatschappelijke draagvlak is ook de cultuur-historische betekenis van de graven hiervoor een belangrijk argument. Met dit besluit worden de desbetreffende graven toegevoegd aan de gemeentelijke lijst van graven die van historische betekenis zijn. Het uitgangspunt is dat de gemeente deze graven in stand houdt. Dit betekent dat het graf en de steen niet geruimd worden. Tenzij de gemeenteraad hiertoe een besluit neemt.
Komst Molukkers in de gemeente Voorst
In het door de Duitsers gebouwde Fliegerhorst (vliegveld) in Teuge kwamen vanuit het voormalig Nederlands-Indië ruim 400 Molukkers (Ambonezen) in de gemeente Voorst te wonen.
De eerste gezinnen kwamen medio 1951 in Teuge aan en werden gehuisvest in de barakken aan De Zanden bij het vliegveld, de Fokkerstraat en aan de Ambonstraat en Ambondwarsstraat aan de zuidkant van Teuge. In totaal werden toen bijna 400 personen in Teuge opgevangen. De reeds in de barakken gehuisveste gerepatrieerde Indische mensen moesten plaatsmaken voor hen. Zij verhuisden naar pensions en andere woongelegenheden elders in de regio.
Kamp Teuge
Het verblijf in Nederland kwam tot en met mei 1956 volledig voor rekening van de Rijksoverheid. Hiervoor werd door het Rijk het Commissariaat voor Ambonezenzorg (C.A.Z.) ingesteld. De maatschappelijke zorg bestond naast de huisvesting o.a. uit zakgeld voor het gezin en dagelijks eten uit de gaarkeuken van het kamp. Immers, men mocht vanwege het tijdelijke karakter van het verblijf in Nederland van rijkswege niet aan het arbeidsproces deelnemen. De zorg door het Rijk werd vanaf 14 mei 1956 stopgezet. Het tijdelijke verblijf ging min of meer over in een langdurig verblijf in Nederland. Men kreeg hierover een brief van het Rijk uitgereikt met de mededeling dat de huishoudens voor hun eigen inkomsten en levensonderhoud moesten gaan zorgen. In kamp Teuge werden hiervoor o.a. voor de gezinnen keukenunitsinclusief de bijbehorende potten en pannen geplaatst. Het stopzetten van het Rijksbeleid waaronder ook het salaris van de verpleegkundige van Teuge, zuster Apituley, leidde overigens tot hevig verzet onder leiding van de kampraad in Teuge. Het verzet richtte zich vooral tegen de door het Rijk aangestelde beheerder van kamp Teuge. Het kantoor van de beheerder bij de kantine werd bestormd. De beheerder en zijn gezin werden vastgehouden. Daarop heeft de politie een beroep gedaan op bijstandsverlening door de Rijkspolitie. De kantine en het kantoor van de beheerder werden dezelfde dag nog ontruimd. Bij schermutselingen later op de avond werd door de plaatselijke wachtmeester, die zich bedreigd voelde, een schot gelost op de benen van de heer Hutuely. De verwonding aan het bovenbeen van de man was volgens de huisarts niet van ernstige aard. De rust in het kamp keerde daarna volledig terug. De drie leiders van dit verzet werden met hun gezinnen door de leiding van het C.A.Z. overgeplaatst naar andere woonoorden elders in Nederland. Dit voorval kwam dat jaar zelfs op de agenda van de ministerraad met als onderwerp: 'Onregelmatigheden in woonoord Teuge'.
Het kamp bestond, naast de woonbarakken verder uit een kantine, de ketelhuizen, het badhuis, de (gaar)keuken, de (kraam)kliniek, de kerk en het kampschooltje.
De ketels in de ketelhuizen werden door de mensen van de genie met kolen gestookt. Dat zorgde voor de centrale verwarming in het kamp.
In de (kraam)kliniek werd o.a. de eerste medische zorg gedaan door de Molukse (kraam)verpleegkundige mevrouw Wattimena-Halussij. De verpleegkundige assisteerde hierbij de voor het kamp aangestelde huisarts, dokter Bessem, uit Twello en de regionale verloskundige, zuster Fijn. De verpleegkundige fungeerde overigens ook als spreekbuis voor de Molukse gemeenschap, aangezien zij de Nederlandse taal vloeiend beheerste. In de kraamkliniek beviel de vrouw van haar kind en kon daarna, indien de gezondheid van moeder en kind het toeliet, weer huiswaarts keren.
Het kampschooltje bestond uit de klassen 1 en 2 van de lagere school en de leerkrachten waren een Indische man (Van Heel) en vrouw (Bal). Voor de 3e klas konden de kinderen van het kampschooltje daarna terecht op de School met de Bijbel (vanaf 1963: Christelijke lagere school De Zaaier) of de Openbare Lagere School. Het grootste gedeelte van de kinderen van kamp Teuge ging naar de School met de Bijbel. De kinderen en hun ouders participeerden in de schoolactiviteiten door o.a. met de school mee te gaan op excursies en/of schoolreisjes. De kleuterschool was eerst gesitueerd in de kantine van het kamp door een Molukse kleuterjuf, mevrouw Syaranamual.
De Molukse gemeenschap in Teuge ging, ondanks het besloten karakter van het kamp, uiteindelijk geleidelijk op in de Teugse gemeenschap. Zo werd er gewerkt bij de boer, de kinderen gingen om met Nederlandse klasgenoten en men nam deel aan Teugse verenigingen. Opmerkelijk was dat destijds bij de oprichting van Sportclub Teuge in 1954 door de oprichtingscommissie werd voorgesteld, dat in het bestuur van de sportclub twee Ambonese vertegenwoordigers van het Ambonezenkamp zitting moesten nemen, hetgeen ook gebeurde. De plaatselijke kruidenier, bakker, groenteboer, melkboer, poelier etc. kwamen in het kamp om hun goederen te verkopen.
Het sociaal-maatschappelijke leven ging, zoals het er in andere gemeenschappen aan toeging. Er was een sterk gemeenschapsleven. In het kamp werden verenigingen, zowel kerkelijk als maatschappelijk, opgericht. Er waren zangkoren en gezamenlijke cultuuruitingen (zang en dans), er werd gesport en er was veel gelegenheid om gezellig samen te zijn.
De kampbewoners hielden ook dieren, zoals honden, kippen en wat kleinvee. Daarnaast gaf de ruimte in het kamp de gelegenheid tot de inrichting van moestuinen naast de barakken.
In 1958 werd er een groot houten barakkenkamp aan de Woestijnweg in Vaassen (gemeente Epe) gebouwd. Door de inmiddels groter geworden gezinnen was er gebrek aan huisvesting ontstaan in Kamp Teuge. Ongeveer 20 tot 25 gezinnen konden verhuizen naar Vaassen. In Teuge volgde daarop een herverdeling van de huisvesting in de vrijgekomen woonruimten. In hetzelfde jaar mochten gemeenten pas hun Molukse ingezetenen registreren en werden zij opgenomen in het bevolkingsbestand van de gemeente Voorst.
Verstoorde verhoudingen
In de jaren ‘60/’70 van de vorige eeuw had de Molukse gemeenschap in Teuge te maken met een toenemende radicalisering. Men vond dat de Nederlandse overheid weinig tot niets had gedaan voor de Molukse kwestie, de eigen vrije Republiek der Zuid-Molukken (RMS). Dit kwam onder meer tot uiting door het deelnemen aan protestdemonstraties tegen het beleid van de Nederlandse overheid ten aanzien van de Molukse gemeenschap. Eind jaren ‘60 kwam het zelfs door interne problemen tussen Molukse politieke partijen ten aanzien van de te voeren strategie met betrekking tot de strijd voor een vrije Republiek der Zuid-Molukken in Teuge tot een heftig conflict. Dit heeft de saamhorigheid van de Teugse gemeenschap ernstig verstoord, hetgeen ook gevolgen had voor de jaren daarna.
Naar Twello
In die tijd gaf het ministerie van Defensie aan dat het de barakken in Teuge wilde gebruiken voor opslag van militaire goederen. Overigens voldeden de barakken niet meer aan de eisen van goede huisvesting. Echter in Teuge werd de gemeente Voorst door provincie Gelderland beperkt in het bouwen van woningen. Door extra contingenten voor woningbouw aan de gemeente Voorst toe te kennen, konden er meer woningen in Twello worden gebouwd. In 1970 -1971 verhuisde de Molukse gemeenschap naar Twello. Gezinnen die eerder (1970) verhuisden, woonden toen verspreid in Twello, vooral aan de Maarten Tromplaan, Abraham Kuyperstraat en de Groen van Prinstererstraat. Het merendeel van de gezinnen verhuisde naar de Schaepmanstraat en Troelstralaan. Slechts drie gezinnen zijn in Teuge blijven wonen.
De verhuizing naar Twello ging overigens niet geheel zonder slag of stoot. Enige weerstand bij zowel de Molukse als de Nederlandse gemeenschap speelde daarbij een rol. Voor de verhuizing stelde het Rijk per huis een zogenaamd 'meubelvoorschot' beschikbaar om het herhuisvesten in de nieuwe woning in Twello mogelijk te maken. Hoewel de Twellose bevolking in eerste instantie vreemd tegen de komst van bijna 400 personen aankeek, verliep de verhuizing van de gezinnen verder geruisloos.
Van rijkswege werd aan de H.W. Iordensweg 70 de Bethelkerk gebouwd. Het recht om de kerk te gebruiken leidde vanwege interne politieke tegenstellingen tot een conflict tussen twee Molukse kerkgenootschappen. In augustus 1975 vloog de kerk door een onbekende oorzaak in brand. Brandstichting werd vermoed, doch niet bewezen. Uiteindelijk werd de grootste kerkgemeente de Geredja Indjili Maluku (G.I.M., de Moluks Evangelische kerk) de enige gebruiker van de kerk. De Geredja Nasional werd opgeheven en de leden gingen verder in de Noodgemeente Geredja Protestan Maluku maart 1953. Zij besloten geen gebruik te maken van de Bethelkerk.
Na te zijn gehuisvest in verschillende noodlocaties in Twello werd aan het Mr.Dr. Chr. Soumokilplein in 1985 het gebouw van cultureel-maatschappelijk centrum Stichting Lawa Mena, welke met rijksgelden is gebouwd, in gebruik genomen. Dit gebouw werd bij de opening door het Rijk overgedragen aan het stichtingsbestuur. Met behulp van een opbouwwerker werden door het bestuur vele activiteiten georganiseerd ten behoeve van de Molukse gemeenschap.
De Molukse gemeenschap participeerde verder in het verenigingsleven (sport) en ook in het Interkerkelijk Overlegorgaan (I.K.O.O.) en nam verder deel aan het sociaal-maatschappelijk leven in Twello. Langzamerhand ging de gemeenschap deel uitmaken van Twello.
De kinderen gingen naar de scholen van het Christelijk Nationaal Schoolonderwijs in Twello (De Oase en De Wingerd) en enkele gingen naar De Hietweideschool voor openbaar basisonderwijs.
Op De Oase werkte een Molukse lerares, mevrouw Steensma-Pattipeilohy, die o.a. het Onderwijs in Eigen Taal (O.E.T.) een uur in de week aan Molukse leerlingen gaf. Dit onderwijs werd door het ministerie van Onderwijs gestimuleerd en bekostigd.
Rietkerkpenning
In de jaren zeventig was het in Nederland tot ernstige incidenten vanuit de Molukse gemeenschap gekomen. Het betreft o.a. de bezetting van de Indonesische Ambassade, de treinkapingen en bezetting van een school en het Drentse Provinciehuis. Daarbij vielen meerdere doden. In de nasleep van deze acties werd het de Nederlandse regering duidelijk dat de Molukkers een gebaar van goede wil van Nederlandse zijde op prijs zouden stellen. In 1987 ontving de 1e generatie van de Molukse gemeenschap, voor wie dat op prijs stelde, de zogenaamde 'Rietkerkpenning' met de bijbehorende jaarlijkse uitkering van het Rijk. Deze onderscheiding werd aan de meeste 1e generatie Molukkers in de gemeente Voorst in het gemeentehuis uitgereikt.
Onderwijs
In 2003 hebben initiatiefnemers samen met enkele onderwijskrachten van De Oase, het Landelijk Steunpunt Educatie Molukkers (L.S.E.M.) en het Moluks Museum de themamap 'Van Tangsi naar Teuge' ontwikkeld. Bij de themamap zijn leskisten samengesteld met allerlei voorwerpen. Deze themamap is tot stand gekomen met behulp van de subsidie van de gemeente Voorst en het Oranjefonds. Deze themamap had ten doel om de geschiedenis van de komst van de Molukse gemeenschap in de gemeente Voorst beschikbaar te stellen en vast te leggen. De themamap is geschonken aan alle basisscholen en scholen voor het voortgezet onderwijs in de gemeente Voorst. Hiermee wil de Molukse gemeenschap haar geschiedenis in de gemeente Voorst vertellen.
Beschermstatus Molukse graven
Aanleiding voor het toekennen van een beschermstatus voor de graven was een door elf burgemeesters van gemeenten met Molukse ingezetenen ondertekende brief gericht aan Nederlandse regering. In de brief vroegen de burgemeesters o.a. de Nederlandse regering om erkenning van het leed dat is aangedaan omdat de ontvangst en opvang destijds Nederland onwaardig is geweest en dat dit diepe sporen heeft nagelaten tot op de dag van vandaag. Daarnaast geven de burgemeesters in de brief aan, dat er moet worden geïnvesteerd in de Molukse gemeenschap. Burgemeester Jos Penninx was van het initiatief van de burgemeesters niet op de hoogte gesteld. Later heeft hij namens de gemeente Voorst, samen met overige burgemeesters met een Molukse gemeenschap in hun gemeente, deze brief ondersteund door hem alsnog te ondertekenen.
Op 20 juli 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst besloten om de beschermstatus toe te wijzen aan 38 Molukse koopgraven en 40 Molukse huurgraven gelegen op de begraafplaats in Terwolde en voor een graf gelegen op de R.K. begraafplaats te Twello. Daarbij past ook dat de gemeente Voorst de financiële verantwoording neemt voor de betreffende graven. Per 1 januari 2022 zijn dan ook geen grafrechten meer verschuldigd en vooruitbetaalde grafrechten werden terugbetaald.
Op 2 juli 2022 werd met een herdenkingsmoment op de begraafplaats in Terwolde het toekennen van de beschermstatus herdacht. De nieuwe burgemeester Paula Jorritsma sprak op de begraafplaats: “Met het beschermen van de Molukse graven erkennen we het aangedane leed. Een graf is een huis, waarvoor we de plicht hebben er goed voor te zorgen. We kunnen niet hopen op een beter verleden. Maar met respect en aandacht voor de eigen geschiedenis en cultuur lukt het nieuwe generaties vooruit te kijken naar een hoopvolle toekomst. Ik zie veel veerkracht en een grote verbondenheid met elkaar. Ik ben trots op de Molukse gemeenschap.”
Ga naar lesbrief 'Het kamp Teuge'