Landelijk: Deel en Verbind

Adviesrapport Deel en Verbind van de commissie ‘Versterking kennis geschiedenis voormalig Nederlands-Indië’

Op de middelbare school gaf de jonge Maarten van Ooijen eens een presentatie over de VOC. Over de economische aspecten, de aandelenhandel, maar niets over de slavenhandel. Op 8 februari jl. nam hij als staatssecretaris van VWS het adviesrapport Deel en Verbind in ontvangst: ‘Waarom heeft de docent me destijds niet gezegd dat er iets miste? Was dat de collectieve blinde vlek? Ik vraag het me nog steeds af.’
Deel en Verbind bevat adviezen van de commissie ‘Versterking kennis geschiedenis voormalig Nederlands-Indië’ die in oktober 2021 door de toenmalige staatssecretaris was geïnstalleerd. De adviezen hebben tot doel om kennis over de geschiedenis van Nederlands-Indië/Indonesië in de samenleving te vergroten. Via het onderwijs en andere (culturele) instellingen zoals musea.

Blinde vlek

Een van de commissieleden is Arthur Pormes, vakdidacticus Maatschappijleer & Maatschappijwetenschappen aan de Universiteit Leiden en docent bij de Regionale Scholengemeenschap Broklede in Breukelen. Ook hij herinnert zich zijn middelbare schooltijd: ‘Ik had zelf ervoor gekozen om mijn scriptie voor Geschiedenis in 6 VWO te doen over Molukkers in Nederland. Mijn docenten vonden dat fantastisch: verschillende bronnen gebruikt, boeken en krantenartikelen kritisch gelezen, interessant. Ik kreeg een 10. Die keuze voor mijn scriptie gaf voor mezelf de mogelijkheid om er iets op school mee te doen. Verder was er eigenlijk geen aandacht voor. Het is een soort collectieve blinde vlek zoals de staatssecretaris al zei. In het Engels zeggen ze dan “Hidden in plain sight” en dat vind ik het heel mooi weergeven. Want het is er en niet verstopt maar op de een of andere manier toch onzichtbaar. Als commissie hebben wij daarom geprobeerd een antwoord te formuleren op de vraag: Hoe zouden meer mensen in Nederland kennis kunnen opdoen over het koloniale verleden van Nederland en de rol daarvan? Ik denk dat het rapport op zichzelf al een heel leerzaam document is. Er gebeurt zoveel in de samenleving op dit moment: excuses voor slavernijverleden, de dekolonisatieonderzoeken. Tegelijkertijd curriculumdiscussies, tentoonstellingen in musea die aandacht richten op het koloniale verleden van Nederland. In het rapport wordt daarvan een overzicht gegeven.’

Adviezen in het kort

Kort samengevat komen de adviezen hierop neer: Geef de geschiedenis van Nederlands-Indië/Indonesië een prominente plek in het onderwijscurriculum, stel een co-curator aan om museumcollecties beter toegankelijk te maken en zorg voor nieuwe herinneringstekens in de publieke ruimte om dit verhaal zichtbaar te maken voor een breed publiek. Ook doet de commissie een voorstel voor kernprincipes om educatief materiaal te verrijken en roept ze op om de geschiedenis van Nederlands-Indië goed mee te nemen bij initiatieven zoals het Slavernijmuseum. Een digitaal platform moet de uitwisseling en toegankelijkheid van kennis en educatieve materialen ondersteunen en ruimte geven voor dialoog.

Meerstemmigheid

De eerste vragen die de commissie zichzelf stelde, gingen over het identificeren van de gemeenschappen die nauw verbonden zijn met de geschiedenis van “Nederlands-Indië” (in het rapport staat het tussen aanhalingstekens) en over de geschiedenis die zij ervaren hebben. Arthur: ‘We hebben in de commissie lang gesproken over taal: “Indische gemeenschap”, wat bedoelen we dan? Is het mogelijk om een andere term te vinden? Wij vinden dat het belangrijk is om aan te blijven geven dat het gaat om verschillende gemeenschappen met verschillende verhalen en ervaringen. We noemen het: ervarings- en herinneringsgemeenschappen. Ervaringsgemeenschap is dan de eerste generatie. Die wordt steeds kleiner. Zelf heb ik nog een oom van 93 jaar, mijn oom Simon uit Den Haag. Hij kan mij uit de eerste hand vertellen hoe het was op Banda, op Serua, in Surabaya. Maar veel is herinneringsgemeenschap: de tweede, derde generatie. Het is belangrijk dat de juiste taal wordt gekozen, ook als je praat over bijvoorbeeld Politionele Acties of Onafhankelijkheidsoorlog. Nu wordt veel breder gedeeld dat wordt gesproken van de Onafhankelijkheidsoorlog die in Indonesië werd gevoerd. Het lijken kleine dingen maar ik denk dat het wel belangrijke dingen zijn. Dat heeft te maken met kennis nemen van wat anderen hebben meegemaakt maar ook dat die kennis aangeboden wordt.’

Onderwijs

‘We hebben met heel veel mensen gesproken, individuen en organisaties, en we hebben er bewust naar gestreefd om aan te sluiten bij al bestaande ontwikkelingen’, vertelt Arthur verder. ‘Bijvoorbeeld de curriculumdiscussie die nu speelt. Wij pleiten ervoor dat als zo’n vakoverstijgende commissie Geschiedenis of Aardrijkskunde wordt ingesteld, die groep docenten een startnotitie meekrijgt van een paar A4tjes over het koloniale verleden van Nederland. Als input om mee te nemen in die nieuwe schoolprogramma’s. De koloniale geschiedenis is onlosmakelijk verbonden met alles wat Nederland deed in de rest van de wereld. Het begin van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, dat was dezelfde tijd als de Kaapvaarders. Ik denk dat dat een veel prominentere plek zou horen te krijgen in het onderwijs. En in ons collectieve referentiekader.’ 

De commissie adviseert om professionele praktijken te ontwikkelen, met werkvormen, handreikingen en bronnenmateriaal. En om hiervoor twee professionele leergemeenschappen (PLG’s) in te stellen, voor primair en voortgezet onderwijs. Een derde PLG moet zorgen dat leraren in opleiding betere didactische kennis en vaardigheden krijgen voor het gesprek in de klas over deze complexe geschiedenis en de doorwerking ervan. Dat is ook breder van waarde, meent de commissie, voor het gesprek over andere ingewikkelde onderwerpen zoals slavernij, discriminatie en migratie. Arthur: ‘In het rapport vermelden we ook iets over kernprincipes die nuttig zijn bij het ontwikkelen van materiaal. En bij bestaand materiaal kun je kijken of er een bepaald perspectief ontbreekt. Ik ben heel benieuwd hoe mensen uit het veld daarop zullen reageren. We hebben het niet allemaal zelf bedacht. Het is overgenomen van bestaande ontwerpprincipes bijv. uit de Holocausteducatie. We hebben de vertaling gemaakt naar Nederlands-Indië/Indonesië.’

 

Adviescommissie Versterking kennis Nederlands-Indië
Commissieleden en projectmedewerker, v.l.n.r. Esther Captain, Arthur Pormes, Ardjuna Candotti, Jet Bussemaker, Justin Waerts, Monique Soesman (redacteur), Fridus Steijlen, Hanneke Tuithof

De wil is er 

'Het heeft ook te maken met wil’, meent Arthur. ‘Ik zie dat er nu in de samenleving veel individuen en organisaties zijn die zoiets hebben van: nu is het moment. Er is beweging, politieke wil en ook de medewerkers van de grote musea zeggen: “Ja, zo’n co-curator daar zouden we graag aan willen meewerken. We zien dat niet als een bedreiging, juist als een kans.” Want zo’n co-curator zou een duurzaam netwerk kunnen bouwen tussen musea waar tentoonstellingen nu vaak van tijdelijke aard zijn en de expertise daarover meestal daarna verdwijnt. Als commissie zien we verder ook mogelijkheden voor betere samenwerking tussen het onderwijs en culturele en erfgoedinstellingen.’

Digitale vind- en ontmoetingsplaats

Een dynamisch, digitaal platform over Nederlands-Indië/Indonesië waarin erfgoed, cultuur, onderwijs en publiek samenkomen, vormt een belangrijke sluitsteen in het advies van de commissie. Ze heeft een kenniscentrum, online museum en platform voor dialoog en discussie in één voor ogen, gericht op een breed publiek en met ruimte voor nieuwe denkbeelden. De commissie stelt voor het platform te verbinden aan het geplande Slavernijmuseum en denkt dat het een prototype kan vormen voor een digitale invulling van het nog te ontwikkelen Nationaal Historisch Museum. Met het advies dialoogtafels te ontwikkelen hoopt de commissie het gesprek met en tussen de ervaringsgemeenschappen verder te stimuleren.

Vervolg

Gevraagd naar uitvoering en planning, geeft Arthur aan dat het eerst wachten is op groen licht. ‘En mensen werven kost ook tijd. Beleidsmakers hebben vaak niet in de gaten dat scholen een andere planning hebben. Nu al worden formaties vastgesteld op scholen. Het zou fijn zijn als we weten wanneer die PLG’s van start kunnen gaan. Als dat pas in september duidelijk wordt, komt het er voor docenten als extra taak bij en dat is niet onze bedoeling. Nu het rapport er ligt hoop ik dat anderen erdoor geïnspireerd worden en het gaan oppakken. Dit gaat een vervolg krijgen, maar hoe, daar kan ik nog niet veel over zeggen. Ons werk is gedaan, maar mochten mensen ons vragen om bij het vervolg betrokken te blijven, dan zullen we het moeilijk vinden om nee te zeggen.’

 

Het adviesrapport is te downloaden op de website van de rijksoverheid.  

Gepubliceerd: 7-6-2023. Dit artikel verscheen tevens in Marinjo nr. 2, 2023.

Foto’s: Valerie Kuypers.
 

Zet de stap en leer over het Molukse verhaal